Mengelmaren
Zerk voor Brugse vierling in 1578
Ten jare 1578 werd een kleine blauwstenen zerk met de afbeelding van vier in doeken gewikkelde kinderen aan de Sint-Salvatorkerk te Brugge ten geschenke gegeven ‘ter memorie van eene verlossynge van vier kinderen van eenen dragt by eene arme vrouw woonende in het Zonneken meersch (ofte oostmeersch)’ (Rijksarchief Brugge. Handschrift Gailliard. Grafschriften van Vlaenderen, vol. 1, fo 134 ro, met afb.). Deze vierling, die de geboorte vermoedelijk niet overleefde, mocht, gezien het ongedoopte kinderen betrof, niet in gewijde aarde begraven worden. Toch plaatste men het hierboven omschreven grafsteentje onder de toren van Sint-Salvator ‘voor de raereteyt dat men nog noyt gehoord had in Brugge vooren gevallen was’ (Ibidem, vol. 3, deel C, fo 29 ro en vo). Deze op ikonografisch gebied ook vrij merkwaardige kinderzerk is niet bewaard gebleven.
De gewoonte om ongedoopte kinderen op grafstenen en koperen grafplaten als helemaal in windsels gewikkeld voor te stellen was in de 16e eeuw ook in Engeland gangbaar (cfr. J. Mann, Monumental Basses. Harmondsworth, Middlesex, 1957, p. 25). Deze ikonografie gold ook voor kinderen die stierven in hun eerste levensmaand, d.i. tot na de kerkgang ter purificatie van de jonge moeder (cfr. J. Page-Phillips, Macklin's Monumental Brasses, 2e uitg., Londen 1972, p. 81).
Te Brugge is er in de Sint-Gilliskerk nog één kinderzerk met de gegraveerde voorstelling van een in doeken gewikkeld kindje tot ons gekomen. Dit kleine witstenen gedenkteken (34,5 x 47,5 cm) is echter sterk beschadigd. Uit het niet meer volledig te ontcijferen grafschrift, dat in een rolwerkcartouche is ingeschreven, blijkt dat het kind stierf op zaterdag 10 december 157(?), dus in het achtste decennium van de 16e eeuw. Deze verweerde kinderzerk werd tijdens de jongste werken (1968-1970) aan een stookplaats voor de verwarming van de kerk, samen met de muur van deze stookplaats waarin het monument is ingemetst, witgekalkt.
V. Vermeersch